Arts M+G Rianne Reijs: ‘Opleiderschap is een manier om aan het vak te bouwen’
Praktijkopleiders aan het woord – elk krijgen vijf of meer vragen. Deze artsen vertellen graag over hun motivatie, de tijdsinvestering én wat je allemaal in je mars moet hebben om praktijkopleider te worden. Dit keer: Rianne Reijs.
Over Rianne Reijs
Functie: arts M+G, jeugdarts, stafarts, opleider bij GGD Zuid Limburg en programmaleider Kenniswerkplaats Jeugd Zuid-Limburg
Arts M+G sinds: 2014, sinds 2007 in de JGZ
Praktijkopleider sinds: 2015
Tot dusver begeleid: 2 aiossen 1e fase die allebei klaar zijn, 1 aios 1e fase die bijna klaar is, 1 aios 2e fase die deze zomer haar einddatum heeft en 2 aiossen 2e fase die nu halverwege zijn, zij zijn volgend jaar augustus en oktober klaar.
Waarom ben je jeugdarts geworden? En waarom arts M+G?
Rianne Reijs: “Ik was bezig met mijn promotieonderzoek binnen neurologie. Ik deed onderzoek naar epilepsie bij kinderen. Al vanaf mijn tweede jaar dacht ik: ik ga voor genetica of neurologie, in ieder geval iets academisch. Er ontstonden in die tijd academische werkplaatsen, waardoor de deur werd geopend naar onderzoek in de publieke gezondheidszorg. Dat was echt iets voor mij, Uiteindelijk heb ik gesolliciteerd bij de GGD en kon ik starten als jeugdarts. En toen had ik mijn ding gevonden. Het heeft ermee te maken dat je in dit vak eerst op individueel vlak bezig bent; en dan doorgroeit naar het collectieve beeld. Ik merkte, toen ik als jeugdarts op scholen kwam, dat ik dat véél leuker en belangrijker bleek te vinden dan ik van tevoren dacht. En dat terwijl ik er zo van overtuigd was dat mijn toekomst lag in een academische richting. Daarom zeg ik vaak voor de grap: ‘Ik was een enorm stuudje en nu mag ik nog steeds op school komen en zelfs in de docentenkamer, haha!’
Wat is je motivatie om praktijkopleider te zijn?
“Ik wilde invloed uitoefenen op ons vak. Dit zijn de professionals van de toekomst. Zij gaan de maatschappij veranderen. Voor mij is het een manier om aan ons beroep te bouwen, en ik zag nog veel verbetermogelijkheden. We onderschatten onze positie gemakkelijk, terwijl dit zo’n belangrijk vak is om verschil te kunnen maken, om de ongelijkheid in kansen voor kinderen aan te pakken. Want die ongelijkheid is van grote invloed: op hoe oud je wordt en op hóe je oud wordt.”
Wat is jouw sterke punt, wat leer jij een aios?
“Ik ben heel positief, ik geef altijd narratieve feedback. Een van mijn aiossen vertelde in een voortgangsgesprek dat ik heel dichtbij voelde – ondanks de afstand door corona. Dat vond ik mooi. Dat jaag ik na, ik ben bereikbaar, ik wil altijd overal over meedenken, maar ik wil niet dwingend zijn. Ik wil de ruimte hebben om mijn gedachten kwijt te kunnen en ook zorgen dat de ander zich vrij voelt. Het heeft te maken met de gelijkheid van de relatie en de lol die je samen hebt.
Maar ik ben ook kritisch, ik verwacht een bepaald niveau en bepaalde diepgang. Dat geeft mijn ambitie weer en het heeft te maken met het belang van ons vak. Ik zie door alles heen ontwikkelmogelijkheden en verbetermogelijkheden, en ik zie in alles een praktijkopdracht.”
Wat denk je dat mensen tegenhoudt om praktijkopleider te zijn?
“Je gaat als opleider en aios een langdurige relatie aan. Het is een commitment van een aantal jaren waarin je afspreekt om er voor elkaar te zijn. Ik vind dat heel mooi, maar het kan misschien ook mensen afschrikken. Daarnaast denk ik dat mensen zich laten remmen omdat ze niet in de gaten hebben wat ze iemand kunnen bieden. Je merkt pas als opleider goed wat je allemaal weet, dat je een senior positie hebt. Binnen de JGZ heerst nog wat voorzichtigheid om ons te durven laten zien. Terwijl ik denk: het zit er wel, het moet alleen nog geboren worden. We moeten onze rol pakken. Ik vind het belangrijk om dat artsen M+G te leren.”
Waarom is het vak van de arts M+G een vak van de toekomst?
“Omdat de arts M+G per definitie naar de toekomst kijkt. In ons vak proberen we terugkijkend te verklaren en kaders te schetsen hoe je de toekomst beter gaat maken dan nu. Iedere gemeenschap doet het beter in z’n geheel als de onderlinge verschillen kleiner worden en dát jagen wij als arts M+G na.”
Lees ook:
Arts M+G en praktijkopleider Inge de Vries: ‘Zonde om kennis niet te delen’
Wat gaat er veranderen in de zorg als het aan jou ligt?
“Ik denk dat er meer artsen M+G en meer verpleegkundigen met een vervolgopleiding in het M+G werkveld zouden moeten zijn. Dan is het ook geen verrassing dat er een arts M+G bij Jeroen Pauw aan tafel zit. En ook niet dat er een arts M+G bij gemeenten en bij de samenwerking tussen ziekenhuizen en de publieke zorg zit. Pas als er voldoende artsen M+G bij betrokken worden, wordt beleid realistisch en effectief. Als het gebruikelijker is dat artsen M+G meedenken, dan kun je sneller zeggen: dit beleid klinkt prachtig, laten we het nu hebben over de mensen bij wie het niet werkt, waar ik me zorgen over maak.”
Collega-praktijkopleider Sandra Offeringa heeft ook een vraag: “Hoe kunnen we zorgen dat er een soort van bekostiging komt voor de opleiding tot arts M+G, analoog aan de opleiding voor huisarts en medisch specialist?”
“Het belang van de arts M+G moet zo duidelijk zijn dat het vanzelfsprekend is dat we daar de opleiding voor betalen. Er is natuurlijk de paradox van de preventie, maar er wordt veel onderzoek gedaan naar economische modellen waarmee we onze opbrengsten kunnen doorrekenen. Daarnaast moeten we sterker als één groep gaan functioneren. We komen als artsen M+G natuurlijk uit verschillende hoeken, met een eigen geschiedenis. Maar dat is aan het veranderen, we zijn aan het groeien. En als we ons met elkaar verbinden, zijn we samen heel krachtig.”
Net als Rianne Reijs praktijkopleider worden? Start met een zesdaagse basisopleiding.