Arts M+G Clementine Wijkmans: ‘Het is een grote drijfveer: iemand zien groeien’
Praktijkopleiders aan het woord – elk krijgen vijf of meer vragen. Deze artsen vertellen graag over hun motivatie, de tijdsinvestering én wat je allemaal in je mars moet hebben om praktijkopleider te worden. Dit keer: Clementine Wijkmans.
Over Clementine Wijkmans
Functie: Arts M+G en strategisch medisch adviseur bij GGD Hart voor Brabant
Arts M+G sinds: 1997
Praktijkopleider sinds: 2000, 2001
Tot dusver begeleid: Tussen de 40 en de 50
Waarom heb je besloten praktijkopleider te worden?
Clementine Wijkmans: “Ik ben al van jongs af aan bezig kennis over te dragen en mensen te helpen bij hun ontwikkeling, daar een bijdrage aan te leveren. Hoe? Ik heb een diep gewortelde drive om mensen dingen te leren, te vertellen. Als kind al, dat zit in me.”
Wat wil jij toekomstige artsen M+G meegeven?
‘Ik vind het heel belangrijk dat ze zich bewust zijn van hun rol en wat er van hen verwacht wordt. Dat het de maatschappelijke opgave is van de arts M+G om te werken aan de bevordering van de volksgezondheid en gelijke kansen op gezondheid. Door interventies gericht op gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering of ziektepreventie van individuen, communities en de bevolking als geheel. Dat ze voor die opdracht stáán en beseffen dat onze rol veel verder gaat dan menigeen denkt. Je moet je bewust zijn van taakopvatting en beïnvloeding. Hoe kan ik met mijn deskundigheid de agendasetting beïnvloeden zodat ik de gezondheid van de gemeenschap kan bevorderen? Wat zo mooi is: je ziet ze groeien. Ze beginnen vanuit vakkennis, vanuit het profiel. Dat generieke deel dat in ze zit, daar denken ze in eerste instantie niet aan, terwijl dáár hun kracht zit.”
Heeft elke arts M+G dat generieke denken in zich?
“Sommige mensen hebben het van nature, in anderen probeer je het te stimuleren. Soms lukt dat en soms niet. Ik leid op voor het specialisme arts Maatschappij + Gezondheid en niet voor een curatieve rol. Als dat er bij een aios niet inzit, dan stop ik de opleiding. Als je niet voorbij het curatieve denken komt en niet die overkoepelende stap kunt zetten, dan word je geen medisch specialist arts M+G. Daarmee zeg ik niet dat het geen goede dokters zijn! Maar vanuit mijn rol als opleider moet ik hierop toezien. Je kan bij een chirurg ook niet zeggen, je hebt bepaalde vaardigheden niet, maar ach… Bij artsen M+G kan dat ook niet. Dat is geen gemakkelijke, snel genomen beslissing. Maar als je merkt dat het niet te ontwikkelen is – en dat kan, en dat mag – dan kan iemand de opleiding niet afronden.”
Herken je jezelf in je aios of is het een ander type student tegenwoordig?
“Toen ik in opleiding ging, wilde ik alles leren. Ik wilde weten van medische milieukunde, ik heb infectieziektebestrijding, forensische geneeskunde, adviseringen gedaan, ik ben een alleseter. Een generalist. Ik zie veel aiossen die dat hebben en zich graag breder willen ontwikkelen. Zelf leer ik sowieso van iedere aios, van hoe ze in het leven staan en naar dingen kijken. Ik heb een beeld van de wereld en anderen hebben een ander beeld. Door dat uit te wisselen met elkaar, ga je eigenlijk op reis, maar dan vanuit huis.”
Lees ook:
Arts M+G Rianne Reijs: ‘Opleiderschap is een manier om aan het vak te bouwen’
Waarom vind je het praktijkopleiderschap belangrijk om te vervullen?
“Ik vind het belangrijk omdat ik onze maatschappelijke opgave over wil dragen. Ik wil overdragen wat ik in mijn hoofd en rugzak heb. Ik wil het groeipotentieel dat aiossen hebben uitdagen en een rolmodel zijn. Een voorbeeld. Ik wil mijn kennis niet voor mezelf houden, ik wil het doorgeven en tegelijk mezelf scherp houden.”
Wat is er nodig om artsen M+G te werven?
“Dat begint al in het geneeskunde-onderwijs, in het curriculum. Daar zouden artsen M+G prominenter hun positie kunnen pakken. De hoogleraren sociale geneeskunde moeten ook artsen M+G zijn, we moeten meer voorbeelden, spraakmakende rolmodellen hebben.Ik heb een keer op een bijscholing uitgesproken dat we geen grijze muizen maar rode muizen moeten worden. Kennelijk was ik voor iemand zo kleurrijk dat hij mij een regenboogmuis vond. Een mooie eretitel, toch? Ik denk dat er tegenwoordig steeds meer artsen M+G hun professionele verantwoordelijkheid voelen om hun rol binnen en buiten organisaties te pakken.”
De vraag die collega-praktijkopleider Irene Peters voor jou heeft: ’Jij hebt je hard gemaakt voor het LOP, wat was jouw drijfveer?’
“Soms maak ik me zorgen. Ik vind de opleiding enorm belangrijk voor het bereiken van onze maatschappelijke doelen en het behouden en ontwikkelen van ons specialisme. Er is een grote vergrijzing en afname van artsen M+G. Ons specialisme mag niet uitsterven. Je ziet op allerlei plekken artsen die ook wel iets in de volksgezondheid doen, maar met een klinische blik en dat is een andere manier van kijken. Ik wil me voor ons specialisme inzetten. Daarom heb ik ook zeven jaar als voorzitter van het concilium mijn bijdrage geleverd. Ik besef dat ik dat niet alleen voor elkaar kan krijgen, maar ik wil voor het doel van mijn specialisme staan en voor het voortbestaan gaan.”
Wat is het leukste aan deze kant van je werk?
“Ik vind iedere ontmoeting met mensen leuk, nou ja bijna dan. Ik had vanmorgen een gesprek met een aios, die vertelde vol enthousiasme iets uit onze gesprekken in het werk te hebben toegepast. Dat is geweldig, die ontdekking. Ik heb iemand een stukje geluk bijgebracht. Het is een grote drijfveer voor mij en vele artsen M+G: iemand zien groeien. Als praktijkopleider ga je telkens een stukje met iemand mee op reis.”
Net als Clementine Wijkmans praktijkopleider worden? Start met een zesdaagse basisopleiding.